Een nieuw handhavingstekort
WebHarde aanpak uitkeringsfraude De Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW uit 2013, ook wel genoemd de Fraudewet, moest een einde maken aan notoire fraude in de sociale zekerheid. Organisaties als het UWV, de Sociale Verzekeringsbank en gemeenten werden verplicht voortaan hoge boetes op te leggen om ‘doelbewuste en calculerende fraudeurs’ af te schrikken. Deze boete kwam nog eens bovenop de verplichting om het ‘gefraudeerde’ bedrag terug te betalen. Immers, fraude mocht niet lonen en het vroegere sanctiestelsel zou onvoldoende afschrikkend werken, aldus de toelichting bij de wet.
Onder fraude wordt in dit verband verstaan het schenden van de inlichtingenplicht, ook wel genoemd uitkeringsfraude. Tegenover het recht op een uitkering staat namelijk de verplichting van belanghebbende om het bestuursorgaan op verzoek of uit eigen beweging mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang zijn voor het recht op een uitkering.
Van de punitieve pretenties van de wetgever blijkt in de praktijk echter niet veel terecht te komen. De uitvoeringsorganisaties in de sociale zekerheid leggen over het algemeen relatief lage boetes op voor standaard-overtredingen. Juist de doelbewuste en calculerende overtreder lijkt de dans te ontspringen. Deze zaken blijven liggen. Het Openbaar Ministerie komt namelijk pas in actie als het om echt ernstige en omvangrijke fraude gaat. Zo ontstaat onbedoeld een nieuw handhavingstekort, een gapend gat tussen de bestuursrechtelijke en strafrechtelijk handhaving van uitkeringsfraude.